ik heb een oefening van wiskunde en ik heb de uitkomst maar ik snap niet hoe dat je van een bepaalde tussenstap naar de volgende gaat. de oefening gaat als volgt:
( 2·(- 3):((2· )tot de 4de·(- )tot de -1)
na een aantal tussenstappen komen we uit:
(- tot de 5de): (16·(- 3) (A)
de voorlaatste tussenstap is:
- ·1/- 2·1/16 (B)
Willen jullie eens uitleggen hoe dat je van de eerste (A)tussenstap naar de tweede tussenstap (B) geraakt?
alvast bedankt.
tom
tom
2de graad ASO - zaterdag 14 december 2002