Re: Memory
Opgave 1 Je hebt 16 kaarten dus je pakt er een 1/16. Na dat ik die ene heb omgedraaid zijn er nog 15 over. Waarvan er een goed is. = 1/15? Klopt het zo? Opgave 2? Je hebt 8 kaarten in totaal. Ze draait er een om „3 houd je 7 over. Kans op een goede is 1/7 1/7 x 1/5 x 1/3 x 1/1 = 0,0095 Opgave 3 2/4 x 1/2 x 1/1 = ¡K0,2500 Opgave 4 Strategie 1: 1/3 = 0,3333 Strategie 2: (2/3) * (1/2) * (1/3) * (1) = 0,1111 Hmm, ik blijf het gewoon erg moeilijk vinden. Ik snap gewoon niet waar je wat mee moet vermenigvuldigen. Ik hoop dat u er nog een keer naar kan kijken. In ieder geval bedankt voor de moeite. Linda
Linda
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 7 april 2008
Antwoord
Dag Linda, Opgave 1 en 2 kloppen nu. opgave 3: Er wordt gevraagd naar het aantal manieren, niet naar een kans. Begin bijvoorbeeld om twee plaatsen te kiezen voor de twee driehoeken. Dat kan op (4 boven 2) (4 ncr 2)=6 manieren. Dan zijn er nog twee plaatsen over voor het vierkant en de cirkel. Totaal:6x2 manieren. Er zijn 6 manieren waarop je die driehoeken kan neerleggen. Voor elk van die manieren kan je de cirkel en vierkant op 2 manieren neerleggen, daarom 6x2 manieren. opgave 4 Strategie 1 klopt: P=1/3. Strategie 2: (2/3)*1/2 + (1/3)*1=.. ALs je dat moeilijk vindt, maak dan een kansboom: Daar in zie je de kansen dat het trekken goed gaat. Als er gebeurtenissen na elkaar allemaal moeten plaats vinden, dan moet je de afzonderlijke kansen vermenigvuldigen. Als er meerdere manieren zijn waarop het "goed" kan gaan, dan moet je die kansen optellen. (Controleer: ALle kansen, goed en fout samen =1) Bestudeer eens : 1. Telproblemen en 2. Kansrekenen Succes, Lieke
ldr
maandag 7 april 2008
©2001-2024 WisFaq
|