Zwaartepunt van een omwentelingslichaam
Hey,
Ik kom echt niet uit deze vraag:
Je hebt een omwentelingslichaam dat ontstaat door de grafiek van f(x)= x2 met domein [0,1] om de x-as te wentelen. Bereken de plaats van het zwaartepunt van dit omwentelingslichaam.
Kunnen jullie me dit aub stapsgewijs uitleggen? Ik heb hier erg moeite mee
Mark H
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 16 oktober 2006
Antwoord
Beste Mark, dan zullen we het probleem van het zwaartepunt stapsgewijs opbouwen, van simpel naar iets ingewikkelder. zwaartepunt. eerst simpel uitgelegd: Stel je hebt 2 (punt-)massa's m1 en m2, en deze bevinden zich op een afstand s van elkaar. Waar ligt het zwaartepunt?
In zo'n geval moet je wel eerst een coördinatenstelsel kiezen. Het handigst is een coördinatenstelsel met de oorsprong in 1 van de puntmassa's:
De formule voor het zwaartepunt is z= m1x1+m2x2/(m1+m2) (in dit voorbeeld is x1=0)
Als er nu niet 2 maar meerdere massa's zijn die zich op 1 lijn bevinden (bijv. n massa's), dan luidt de formule voor het zwaartepunt: z=m1x1+m2x2+...+mnxn/(m1+m2+...+mn)
De voorbeelden gingen tot dusver over 1 dimensie. Wanneer er n (punt)massa's verdeeld zijn over de ruimte, dus in 3 dimensies, dan moet het zwaartepunt ook in 3 coördinaten worden uitgedrukt, de x, de y en de z-coördinaat. De formule luidt dan: z=m1x1+m2x2+...+mnxn/(m1+m2+...+mn)
Nu jouw omwentelingslichaam: Dat kunnen we voorstellen als oneindig veel 'plakjes' met dikte dx, oppervlakte $\pi$y2, en afstand x tot de oorsprong:
Stel eens dat het omwentelingslichaam overal dezelfde dichtheid $\rho$ heeft. De massa van het plakje is gelijk aan het volume maar de dichtheid, dus m = V.$\rho$ = A.dx.$\rho$ = $\pi$.y2.dx.$\rho$
In feite zijn er oneindig veel plakjes,... met oneindig kleine massa dm. en elk plakje bevindt zich op afstand x van de oorsprong. Omdat het een omwentelingslichaam is, bevindt het zwaartepunt zich op de x-as. Het object is namelijk symmetrisch om de x-as. Voor het zwaartepunt geldt dan: z=$\int{}$x.dm / $\int{}$dm = $\int{}$x.$\pi$.y2.dx.$\rho$ / $\int{}$$\pi$.y2.dx.$\rho$ ($\pi$ en $\rho$ zijn constanten die tegen elkaar wegvallen in teller en noemer) = $\int{}$x.y2.dx / $\int{}$y2.dx = $\int{}$x.(x2)2dx / $\int{}$x5dx / $\int{}$x4dx = [1/6.x6]/[1/5.x5] (grenzen van 0 tot 1) = (1/6)/(1/5) = 5/6
groeten, martijn
mg
dinsdag 17 oktober 2006
©2001-2024 WisFaq
|