Ggf uitrekenen
Hey ik wist niet precies hoe dit genoemd werd, in het boek staat er alleen "bereken" en daaronder de sommen.
Ik heb sommen zoals deze, alleen snap ik het niet helemaal. Ik heb de antwoorden erbij.
ggf(10, 12) = ggf(2x5, 2x2x3) = 2 Als ik deze bekijk denk ik, je doets de eerste x2 dan moet je de tweede ook x2 doen. Daarom is het antwoord "2". Maar dan krijg ik de tweede som
ggf(20, 28) = ggf(2x2x5, 2x2x7) = 4 Ik zou denken dan kan dan als (2x10, 2x14), maar kennelijk geldt dat hier weer niet?
Zou u me kunnen uitleggen hoe je dit moet uitrekenen waar moet je opletten etc?
Alvast bedankt.
David
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 10 maart 2006
Antwoord
dag David,
De term ggf is niet algemeen gebruikelijk, maar uit je vraag begrijp ik dat hier bedoeld wordt: de grootste gemeenschappelijke deler, ofwel ggd. Wellicht wordt in jouw boek(?) uitgegaan van het woord 'factor' in plaats van 'deler'. Het woord GROOTSTE betekent dat in jouw tweede voorbeeld niet 2 het antwoord is, maar 2·2 = 4, want 4 is de grootste gemeenschappelijke deler van 20 en 28. Zie eventueel ook Door priemfactorontbinding ggd+kgv vinden groet,
vrijdag 10 maart 2006
©2001-2024 WisFaq
|