In mijn cursus staat volgende oefening: Toon aan dat de straal van de ingeschreven cirkel van een rechthoekige driehoek met schuine zijde a en rechthoekszijden b en c gelijk is aan 1/2(b+c-a). Bewijs dat deze straal steeds natuurlijk is als de zijden een pythagoreïsch drietal vormen.
Ik heb geprobeerd met 1/2(b+c-a) gelijk te stallen aan 1/2(b+c-wortel van b2+c2). Maar hier geraak ik niet verder mee. Ook als ik werk met gelijke raaklijnstukken en de loodrechte afstand van een rechte tot een punt kom ik er niet.
Ik heb geen idee hoe ik het op een nog andere manier moet aanpakken! tips en hints zijn welkom!
Annele
Student Hoger Onderwijs België - woensdag 5 januari 2005