Exact oplossen van vergelijkingen met machten
Ik vraag me af hoe je deze 3 vergelijkingen exact op kan lossen:
1) 4x = 1/16 2) 6·3t = 162 3) 16·(1/2)x = 1/4
Alvast bedankt, want ik heb maandag een SE en ik krijg er nu geen les meer van en er werd amper wat in die lessen uitgelegd!
Natasj
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 17 november 2004
Antwoord
1. Schrijf 1/16 als een macht van 4 en gebruik de regel:
Als ga=gb, dan a=b
Dus: 4x=1/42 4x=4-2 x=-2
2. Gebruik de bordjesmethode! Er staat iets als: 6·...=162 Maar dan is: ...=162/6=27
Je krijgt: 3t=27
..en schrijf 27 als een macht van 3....
3t=33 t=3
3. Idem als 2....
16·(1/2)x = 1/4 24·2-x=2-2 2-x=2-6 -x=-6 x=6
Tip: schrijf een aantal machten van het grondtal op! Als het over grondtal 3 gaat maak dan een lijstje als:
32=9 33=27 34=81 ...
Hopelijk helpt dat.
Zie ook Rekenregels machten en logaritmen. Deze staan ook op je formulekaart!
woensdag 17 november 2004
©2001-2024 WisFaq
|