Cyclometrische functies
Ik ben niet zo bekend met cyclometrische functies en krijg de volgende oefeningen voorgeschoteld:- Gegeven f(x)=arctan x
- Welke asymtoten heeft de grafiek van f?
- Hoe groot is de r.c van de raaklijn aan de grafiek in het punt (0,0)?
- Hoe groot is de r.c van de raaklijn aan de arctangensgrafiek in het punt (1, 1/4p)?
Hoe pakt men dit aan, het volgende vind ik ook erg lastig:- Los op
- 6sin2x + 5sinx +1=0
- sinx + cosx=1
Bij voorbaat dank voor uw antwoord.
Mellaa
Iets anders - dinsdag 12 augustus 2003
Antwoord
De arctan-functie is de inverse van de gewone tangens-functie, op het domein $<$-$\pi$/2, $\pi$/2$>$ Deze tangensfunctie heeft verticale asymptoten x=-$\pi$/2 en x=$\pi$/2, dus de inverse heeft horizontale asymptoten y=-$\pi$/2 en y=$\pi$/2. Zie de grafiek:
Voor de raaklijnen moet je de afgeleide van de arctan-functie weten, en die is 1/(1+x2). De rc in het punt (0,0) is dus 1, en die in het punt (1, 1/4$\pi$) is 1/(1+1), dus 1/2 Dan de twee vergelijkingen. Voor de eerste moet je op het idee komen om voor sin(x) een nieuwe onbekende te substituteren, bijvoorbeeld p. De vergelijking wordt dan: 6p2 + 5p +1 = 0. Deze vergelijking kun je oplossen met de abc-formule. De oplossing is: p=-1/3 of p=-1/2 dus sin(x)=-1/3 of sin(x)=-1/2 ofwel x=arcsin(-1/3)+k·2$\pi$ of x=$\pi$-arcsin(-1/3)+k·2$\pi$ of x=arcsin(-1/2)+k·2$\pi$ of x=$\pi$-arcsin(-1/2)+k·2$\pi$ deze laatste twee kun je nog vereenvoudigen, omdat arcsin(-1/2) gelijk is aan -$\pi$/6 De tweede vergelijking is een standaardvorm, die je kunt oplossen door gebruik te maken van de gonioformules voor cos(x-y). Je kunt namelijk voor A·sin(x) + B·cos(x) ook schrijven: C·cos(x-p) waarbij p bepaald wordt door arctan(A/B), (plus $\pi$ als B$<$0), en C door √(A2+B2). Ik hoop dat dit niet helemaal nieuw voor je is, anders kan ik me voorstellen dat dit even boven de pet gaat. succes,
dinsdag 12 augustus 2003
©2001-2024 WisFaq
|