Hoe oppervlakte berekenen en integreren
Ik heb nog nooit eerder met e-machten gerekend en moet deze som maken. geg: f(x)= 2.e^(0.5x) en g(x)= 1/(x+4) gevr. de grafieken van f en g, de lijn x=-2 en de lijn x=2 sluiten een vlakdeel in, bereken de oppervlakte van dit vlak deel. - ik heb de grafieken getekend en op dat interval is f(x)g(x) dus f(x)-g(x) om de integraal te krijgen, maar ik kom niet verder als dit; 2.e^(0.5x) - 1/(x+4) ik heb geprobeerd om links en rechts met x+4 te vermenigvuldigen maar dat maakte het alleen maar moeilijker, kunt u me helpen? Vraag 2 Er wordt gevraagd om de coordinaten te bepalen van het snijpunt van deze functies: f(x)= e^x-1 en g(x)= 2 dus e^x-1 = 2 hoe lost men dit op ? ik weet e^x = 2 x = ln2 maar mijn inzicht schiet hier tekort want ik weet niet wat ik met die -1 moet doen.
shahra
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 15 juni 2003
Antwoord
Beste Shahram, Je hebt dus twee functies en je wilt het ingesloten gebied op het intervan x=-2..2 bepalen. Dit zal dus gelijk zijn aan de integraal op dat gebied van f(x) min die van g(x) Eerst maar die van f(x) = 2·e1/2x Voor de integraal hebben we dus een functie nodig die als we die zouden differentieren weer 2·e1/2x opleverd. Nu is de integraal van ex gelijk aan ex weer. Met een beetje puzzelen kom je er snel achter dat 4·e1/2x voldoet aan onze eis. Om de waarde te bepalen voeren we eerst x=2 in en krijgen zo: 4·e1/2·2=4·e Hiervan trekken we af: 4·e1/2·-2=4·e-1 Ofwel: 4·e - 4·e-1 = 9.40 (afgerond). Nu voor g(x) hetzelfde doen. Dit laat ik nu eerst aan jou over, maar je zult uitkomen op: ln(x+4) en dus ln(2+4)-ln(-2+4) = ln(6)-ln(2)= ln(3) We vinden dus zo uiteindelijk voor het ingesloten gebied: 4·e - 4·e-1 - ln(3) = 8.30 (afgerond) Dan nu je tweede vraag. Het hangt er even vanaf wat je hier bedoelde. Als je bedoeld ex-1=2 dan zat je al aardig dicht bij het antwoord. Je ziet zelf dat ex=2 dan x = ln(2) In dit geval dus ex-1=2 dan x-1 = ln(2) en dus x = ln(2) + 1 Als je het antwoord alleen met logaritmen mag schrijven dan zou je nog het volgende kunnen doen: ln(x) = elog x en voor logaritmen geldt als xlog x = 1 Dus nu ook: x = ln(2) + 1 = ln(2) + ln(e) Maar ik vind persoonlijk x = ln(2) + 1 mooi genoeg. Als je bedoelde ex-1=2, dan is het antwoord simpel. Haal eerst die -1 naar de andere kant: ex=3 Dus x = ln(3). Goed hopelijk heeft dit geholpen. M.v.g. Peter
zondag 15 juni 2003
©2001-2024 WisFaq
|