stel de vergelijkingen op van een vlak dat evenwijdig is met 3x+6y+2z=0 en dat op een afstand 5 van de oorsprong ligt.
Eline
2de graad ASO - maandag 5 juni 2023
Antwoord
Die afstand moet je vanuit de oorsprong loodrecht op het vlak meten, dus in de richting van de normaalvector (3,6,2). Deze normaalvector heeft lengte \sqrt{} (32+62+22) = 7. Het gezochte vlak 3x+6y+2z=c gaat door punt 5/7·(3,6,2)