Sinterklaas pakt zijn snoepgoed in voor een schoolbezoek. Hij moet minstens 45 mandarijntjes, 36 speculaasjes en 40 chocolaatjes meenemen. Dit lekkers kocht hij aan in 2 soorten pakketten:
pakket A kost 10 euro en bevat 5 mandarijntjes, 2 speculaasjes en 2 chocolaatjes.
pakket B kost 20 euro en bevat 3 mandarijntjes, 3 speculaasjes en 5 chocolaatjes.
Hoeveel pakketten van iedere soort moet hij kopen om zijn snoepgoed voor dit schoolbezoek zo goedkoop mogelijk aan te kopen? Hoe kan ik dit grafisch bepalen?
Possem
Iets anders - dinsdag 28 december 2021
Antwoord
Ik heb de grafiek getekend met $x$ het aantal pakketten A en $y$ het aantal pakketten B. Misschien weet je dan genoeg?
Het gaat om het gebied dat aan de drie voorwaarden moet voldoen. Daarbij moeten $x$ en $y$ wel gehele getallen zijn. Aan de niveaulijnen van de 'kostenfunctie' kan je aflezen waar het roosterpunt ligt met de laagste kosten.