Ik heb een vraag. ik moet a b en c bepalen en ik 2 matrices gekregen:
A = a a a A^-1 = 0 -2 a 6 5 b -b 5 -2 13 10 c 5 -3 a
Ik heb AA^1 = I uitgerekend en ik kom dus verschillende vergelijkingen uit: -ab + a5 -2a + a5 - 3a a2 - 2a + a2 1 0 0 -5b + 5b 13 - 3b 6a - 10 + ab = 0 1 0 -10b + 5c 24 - 3c 13a - 20 + ac 0 0 1
ik zou een stelsel moeten krijgen van a b en c en zo kan ik dan de onbekenden uitrekenen en voor a = 1 b = 4 en c = 8 uitkomen. maar ik snap niet hoe ik het moet bekijken en hoe ik dan dus aan de stelsels en oplossing kom.
elke
3de graad ASO - donderdag 21 januari 2021
Antwoord
Hallo,
Ik veronderstel het onderstaande:
A = en A-1 = Dan bekom ik als product :
C =
en als je goed kijkt, bekom jij dat ook.
Uit c13 volgt dat a=0 of a=1 a=0 moet je uitsluiten, want dan kan c11 niet gelijk zijn aan 1. Dus a = 1 en dan moet 5 - b = 1. Waaruit b = 4. Uit c32 volgt dat c = 8. Dat zijn de verwachte uitkomsten.
Maar de andere elementen kloppen dan niet. Dus vermoed ik dat je de gegeven matrices niet juist hebt ingegeven. Kijk eens na.