De trap in de figuur hiernaast telt drie treden T1, T2 en T3. Samantha staat bovenaan de trap en wil naar beneden. Ze is niet verplicht iedere trede te betreden: bij elke trede kan ze kiezen of ze deze wil overslaan of niet.
In de figuur zijn er twee mogelijke manieren getekend: ze springt rechtstreeks van boven naar beneden of ze slaat T1 over.
Je kunt uitrekenen dat er acht mogelijke manieren zijn om van boven naar beneden te komen.
Een andere trap telt zes treden, T1 tot en met T6. Samantha staat bovenaan.
Opdracht a: Toon met een onderzoek aan dat er bij deze trap meer dan 50 manieren zijn om van boven naar beneden te komen.
Dit is de vraag uit 4 havo wiskunde A. Weet u het antwoorden + de uitwerkingen? Ik heb alles geprobeerd maar ik kom er niet uit.
M. Kou
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 1 juli 2020