Ik heb een vraag over het oplossen van een algebra probleem. Ik zal u de som voor leggen:
Bij de firma westerhof maakt men stoelen. Het aantal stoelen Q dat per week gefriceerd wordt hangt af van het aantal werknemers A en van het kapitaal B dat voor grondstoffen, machines en dergelijke beschikbaar is. Volgens een bedrijfseconoom is het verband tussen Q,A, en B gegeven door de formule: Q=60A(tot de macht 0,45)B(tot de macht 0,55) met B in duizenden guldens.
Vraag a) In een bepaalde week werken er 80 werknemers bij Westerhof. Het beschikbare kapitaal voor die week is f 16000,- Hoeveel stoelen fabriceert Westerhof die week?
Uitwerking van A) dus 80 A(werknemers) 16 B(kapitaal) Q=60x80(tot de macht 0,45)x16(tot de macht 0,55) Q= 1981
Vraag b)De volgende week is het aantal werknemers onveranderd 80. Het aantal gefabriceerde stoelen is met 10% toegenomen. Met hoeveel procent is het beschikbare kapitaal toegenomen?
Uitwerking b) Bij deze vraag kom ik er niet uit!
nog steeds 80 A(werknemers) Het aantal gebriceerde stoelen is + die 10% 2179 ( 1981/100=19,81x10=198,1 1981+198= 2179) formule was: Q=60xA(tot de macht 0,45)B(tot de macht 0,55)
wordt... 2179=60x80(tot de macht 0,45)xB(tot de macht 0,55)
Uit deze laatste vergelijking kom ik niet!je moet die B berkenen, maar ik zit steeds met die (tot de macht 0,55) . Misschien dat u mij verder kunt helpen.
(mijn probeersels: 2179=413,06399xb(tot de macht 0,55) 2179/431,06399= 5,054933955
Hilde
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 25 maart 2003
Antwoord
Hoi,
Ja, tot aan het eind helemaal uitstekend. Het enige wat je nu nog op moet lossen is: b0,55 = 5,054933955. Wat is nu b. Bestudeer het onderstaande maar eens. Dat zal je zeker op het juiste idee brengen.