Gegeven f(x)=√(1-x) en y=x op het interval [0,1]. Deze 2 grafieken snijden elkaar in punt T. Op de lijn y=x ligt tussen O(0,0) en T een punt P(p,p). De lijn y=p snijdt de grafiek van f in punt Q.
De rechthoek waarvan PQ een zijde is en waarvan de tegenoverliggende zijde op de x-as ligt, is in figuur 2 voor een waarde van p grijs gemaakt.