Algebra Analyse Bewijzen De grafische rekenmachine Discrete wiskunde Fundamenten Meetkunde Oppervlakte en inhoud Rekenen Schoolwiskunde Statistiek en kansrekenen Telproblemen Toegepaste wiskunde Van alles en nog wat
|
\require{AMSmath}
Examenvraag 84-85
Ik kom niet uit de volgende vraag het snijpunt is (2,2,2)
Gegeven is het vlak V met vergelijking x+y+z=6- Bereken de coördinaten van het snijpunt van vlak V met de lijn door O die loodrecht op V staat.
Wat ik heb geprobeerd: n=(1,1,1) dan is de lijn loodrecht hier op (-1,1,0). Een vectorvoorstelling van V is (2,2,2)+l(1,0,-1)+m(1,-1,0)
Als ik dit aan de lijn gelijk stel zie ik wel die (2,2,2) maar kan dat niet netjes uitwerken.
mboudd
Leerling mbo - maandag 27 april 2020
Antwoord
De lijn loodrecht op $V$ door $O$ heeft als vectorvoorstelling:
$ \left( {\begin{array}{*{20}c} x \\ y \\ z \\ \end{array}} \right) = \lambda \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 1 \\ 1 \\ \end{array}} \right) $
Snijden met $x+y+z=6$ geeft:
$ \begin{array}{l} \left\{ \begin{array}{l} x + y + z = 6 \\ \left( {\begin{array}{*{20}c} x \\ y \\ z \\ \end{array}} \right) = \lambda \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 1 \\ 1 \\ \end{array}} \right) \\ \end{array} \right. \\ \lambda + \lambda + \lambda = 6 \\ \lambda = 2 \\ S(2,2,2) \\ \end{array} $
Je hebt de vectorvoorstelling van $V$ niet nodig.
Naschrift Maar als je 't zou willen zou het natuurlijk wel kunnen:
$ \begin{array}{l} x + y + z = 6 \\ Kies\,\,x = \lambda \,\,\,en\,\,y = \mu \\ \left\{ \begin{array}{l} x = \lambda \\ y = \mu \\ z = 6 - \lambda - \mu \\ \end{array} \right. \\ \left( {\begin{array}{*{20}c} x \\ y \\ z \\ \end{array}} \right) = \left( {\begin{array}{*{20}c} \lambda \\ \mu \\ {6 - \lambda - \mu } \\ \end{array}} \right) = \left( {\begin{array}{*{20}c} 0 \\ 0 \\ 6 \\ \end{array}} \right) + \lambda \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 0 \\ { - 1} \\ \end{array}} \right) + \mu \left( {\begin{array}{*{20}c} 0 \\ 1 \\ { - 1} \\ \end{array}} \right) \\ l:\left( {\begin{array}{*{20}c} x \\ y \\ z \\ \end{array}} \right) = \rho \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 1 \\ 1 \\ \end{array}} \right) \\ \left( {\begin{array}{*{20}c} 0 \\ 0 \\ 6 \\ \end{array}} \right) + \lambda \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 0 \\ { - 1} \\ \end{array}} \right) + \mu \left( {\begin{array}{*{20}c} 0 \\ 1 \\ { - 1} \\ \end{array}} \right) = \rho \left( {\begin{array}{*{20}c} 1 \\ 1 \\ 1 \\ \end{array}} \right) \\ \left\{ \begin{array}{l} \lambda = \rho \\ \mu = \rho \\ 6 - \lambda - \mu = \rho \\ \end{array} \right. \\ (1) + (2) + (3) \\ 6 = 3\rho \\ \rho = 2 \\ S(2,2,2) \\ \end{array} $
Maar de eerste manier is handiger.
WvR
maandag 27 april 2020
©2001-2024 WisFaq
|
|