Nee ik kom hier niet mee verder. Klopt het dan niet dat 0,59·20=11,8 leerlingen zullen slagen? En hoe zou je hiermee precies de standaardafwijking mee kunnen berekenen?
jonas
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 3 april 2020
Antwoord
Als $n=20$ en $p=0,59$ dan is de verwachtingswaarde oftewel het gemiddelde gelijk aan $ \mu = 20 \cdot 0,59 = 11,8 $.
Je kunt de standaardafwijking $\sigma$ uitrekenen door $n$ en $p$ in te vullen in de andere formule.