Bij de volgende opgave krijg ik geen idee hoe je (als laatste) OB moet berekenen. De rest heb ik wel:
Punt P(2,14) ligt op lijn m. Lijn m staat loodrecht op de drager van de vector OA=(-3,4). Maak een tekening en noem B het snijpunt van m met de drager van OA.
a. Bereken OA en OP b. Bereken de scherpe hoeken van driehoek OPB. c. Bereken |OB|, de afstand van O tot m.