Dankjewel voor je reactie, leuk dat je zo mee denkt en er actief mee aan de slag bent!
Helaas voldoen 3 en 4 in dit raadsel niet helemaal, er zou een iets ander gesprek plaatsgevonden hebben:
P heeft zelf 12 gehoord (2·6 of 3·4) en weet zodoende dat S als uitkomst 8 (2+6) of 7 (3+4) gehoord heeft.
S heeft zelf 7 gehoord (2+5 of 3+4) en weet zodoende dat P als uitkomst 10 (2·5) of 12 (3·4) gehoord heeft. Het getal 10 heeft slechts één ontbinding. Daarom kon S in dit geval niet weten dat P het niet wist. Als P immers 10 had gehoord, had hij wel de oplossing geweten. De tweede zin uit het gesprek gaat daarom niet op.