Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

Hoe oud is de hond van Tom?

Op de vraag aan Tom hoe oud zijn hond is, antwoordt hij: "Vijf jaar geleden was mijn zus vijf keer zo oud als mijn hond, nu is ze nog maar drie keer zo oud."
Door steeds iets anders in te vullen weet ik nu wel dat de hond ondertussen 10 jaar is en de zus 30, maar hoe reken je dat op een goede manier uit?

Imp
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - maandag 16 juli 2001

Antwoord

Meestal kun je dit soort vragen makkelijk beantwoorden door ergens één of meerder variabele te gebruiken.
Neem aan dat z'n zus nu z jaar oud is en dat de hond nu h jaar oud is.
Dan geldt:
z-5=5.(h-5) (1)
z=3.h (2)

Uit (1) volgt:
z-5=5·h-25
z=5·h-20
Gecombineerd met (2):
5·h-20=3·h
2.h=20
h=10
en dus is z=30

WvR
maandag 16 juli 2001

©2001-2024 WisFaq