Gegeven: In Nederland heeft 47% bloedgroep O, 42,0% bloedgroep A, 8,0% bloedgroep B en 3% bloedgroep AB.
a) Wat is de kans dat het bloed van een random donor geschikt is voor een patiënt met bloedgroep A?
Hier heb ik P(geschikte donor) = P(bloedgroep O) + P(bloedgroep A) gedaan. P= 0,47+0,42 = 0,89 (dit is juist)
Maar ik loop vast bij de volgende vraag:
b) Ga er van uit dat mensen met bloedgroep O 10% eerder bereid zijn om bloed te doneren. Bereken de frequenties van de bloedgroepen en doe je berekening van a opnieuw maar dan op basis van deze nieuwe informatie.
P(geschikte donor en ontvanger heeft bloedgroep A)= 0,89
Hoe komen ze bij deze frequenties? Ik heb al geprobeerd ze te vermenigvuldigen met 0,1 of 0,9 maar dat klopt niet.
Lizzy
Student universiteit - dinsdag 24 april 2018
Antwoord
Hallo Lizzy,
Ik vind de formulering '10% eerder bereid' ook nogal vaag, maar kennelijk bedoelt men het volgende:
Stel p = de proportie bereidwilligen met bloedgroep A, B of AB. Dan is de proportie bereidwilligen met bloedgroep O gelijk aan 1,10p (10% meer). De relatieve frequenties van donoren worden hiermee:
De afwijking in de laatste uitkomst zal een afrondingsfout zijn, vermoed ik. De som van mijn uitkomsten is netjes 1, de som van de door jou gegeven uitkomsten is 0,999.