Goede middag , Ik heb het probleem gevonden door gewoon de deling te maken tussen teller en noemer van 1/(2D2+2D+3)= Deling uitgevoerd kom ik op een quotiënt uit dat schijnt te kloppen met wat ik nu heb staan in de opgeloste opgave , gestuurd aan Wisfaq. De deling wordt dan afgebroken na een quotiënt met graad twee.(in dit geval) Dus 1 : (3+2D+2D2) geeft q= 1/3-(2/9)D-(2/27)D2 rest is van hogere macht dan twee ,dus verwerpen ik had mij wat miskeken op deze deling waarbij me met de laagste macht( nul of (1/3)x^0 moest beginnen zoals in de theorie beschreven staat// Probleem dus opgelost. Groetjes Rik