Hallo, ik moet uitdrukkingen in functie van logx, log (x+2) en log (x-3) schrijven, ten eerste snap ik de vraag al niet helemaal
de oef: 1) log (x(x+2)(x-3)) $\to$ moet ik dan log x+2 / log x-3 doen of?
2) log x2(x+2)/x-3 $\to$ ook hier weet ik niet hoe ik eraan moet beginnen
3) log Vierkants√( x2(x-3)3/x+2 $\to$ hier misschien vierkantswortel omzetten naar 1/2 macht bij het hele getal?
Ik hoop dat u mij kan helpen
joana
3de graad ASO - woensdag 31 augustus 2016
Antwoord
Hallo Joana,
De bedoeling is (neem ik aan) dat je elke samengestelde functie opsplitst in 'losse' functies waarin alleen log(x), log(x+2) of log(x-3) voorkomt (en natuurlijk eventuele constanten). Hiervoor gebruik je de Rekenregels voor logaritmen. De eerste oefening doe ik voor, dan kan je zelf de twee andere proberen:
1) log{x(x+2)(x-3)} Bedenk dat hier deze vorm staat: log(a·b·c), met a=x, b=x+2 en c=x-3. We gebruiken de regel: log(a·b·c) = log(a) + log(b) + log(c)
Je krijgt dus: log{x(x+2)(x-3)} = log(x) + log(x+2) + log(x-3)
2) log{(x2)·(x+2)/(x-3)}
Gebruik eerst de regels log(a·b) = log(a)+log(b) en log(a/b) = log(a)-log(b)
Gebruik vervolgens de regel log(a2) = 2·log(a)
3) log√{(x2)·(x-3)3/(x+2)} Jouw suggestie om de wortel als macht te schrijven klopt: log{(x2)·(x-3)3/(x+2)}1/2
Gebruik eerst de regel log(a1/2) = 1/2log(a)
Gebruik vervolgens de regels log(a·b) = log(a)+log(b) en log(a/b) = log(a)-log(b)
Gebruik dan nog twee keer de regel log(ab) = b·log(a)