De vulmachine in een suikerfabriek vult pakken suiker. Het gewicht van de pakken is normaal verdeel met een gemiddelde van 1000 gram en een standaardafwijking van 20 gram.
Vraag 1: Er is gekozen voor een significantieniveau van 0,01 en een steekproef van 60 pakken. Krijgt de directeur gelijk? Als eerste heb ik het kritieke gebied bepaald. Area: 0,95 stand afw.: 2,5819889 gemiddelde: 1000 Kritiek gebied: X = 1006 De als het resultaat uit de steekproef gelijk of kleiner is dan 1006, mag de nulhypothese worden verworpen. Het resultaat uit de steekproef is 992. Dit is kleiner dan 1006, dus de nulhypothese mag worden verworpen en de directeur krijgt gelijk.
Vraag 2: De consumentenbond vindt dat er te veel pakken suiker zijn die minder dan 1000 gram wegen. Er wordt een steekproef gehouden van 16 pakken. Het gemiddelde gewicht blijkt 992 gram te zijn.
Via menu STAT-DIST-NORM heb ik berekend: Lower: 1.E+99 Upper: 1000 stand afw. 5 Gemiddelde: 992 Resultaat: 0,054799 Dit is groter dan het significantieniveau van 0,05. De nulhypothese wordt niet verworpen. De consumentenbond krijgt ongelijk.
Arif M
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 5 juni 2016
Antwoord
Hallo Arif,
Vraag 1 is onvolledig: ik zie geen bewering die getoetst moet worden. Ik neem aan dat het om dezelfde bewering gaat als bij jouw vraag De suikerfabriek, waarbij de directeur beweert dat te veel pakken zwaarder zijn dan 1000 gram. Het gemiddelde van de steekproef is minder dan 1000 gram. Er is dan geen rekenwerk nodig om te zien dat de steekproef deze bewering van de directeur niet ondersteunt.
Vraag 2: Jouw linker grens is groter dan jouw rechter grens, dat kan nooit kloppen. Daarnaast: waarom kies je 992 als gemiddelde? Zie opnieuw jouw vraag De suikerfabriek: dit is precies hetzelfde type vraag, volg dus dezelfde stappen. Begin met een schets om de juiste invoer te zien!