Binnenkort heb ik een toets voor wiskunde en dat gaat oa over de beperkende voorwaarden, maar we hebben een oefenopdracht gekregen en hiervan snap ik niet hoe ze aan de beperkende voorwaarde: x+5y$\le$550 komen.
De opgave gaat over bierflesjes en hier staat in dat met per dag: x kratten met 24 pijpjes (0,3L) produceert. y kratten met 20 buikjes (0,5L) produceert.
Verder zou: De afwasmachine niet meer dan 12000 (lege) flesjes weg kunnen werken. Gevulde flesjes, of het nou pijpjes of buikjes zijn, samen in 1 krat kunnen (een nieuwigheid). De opslagruimte beperkt zijn; max zoveel kratjes beschikbaar als de opslagruimte toelaat. En hierbij werd er een vb gegeven: bij (bv) 4200 gevulde pijpjes en 7500 gevulde buikjes zou de opslagruimte precies vol zijn. Er wordt elke dag 5290L geproduceerd.
Ik kan zelf best veel met de getallen, maar ik zie de x+5y$\le$550 er echt niet in, kunt u/kunnen jullie mij hier alsjeblieft mee helpen?
Groetjes, Lisa
Lisa
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 11 februari 2016
Antwoord
De 4200 pijpjes gaan in 4200/24 = 175 kratten en de 7500 buikjes in 7500/20 = 375 kratten. Je kunt dus maar 175 + 375 = 550 kratten kwijt. Ik denk dat de voorwaarde daarom moet zijn x + y $\le$ 550 en niet x + 5y $\le$ 550.