Nina
Student universiteit - donderdag 8 oktober 2015
Antwoord
a) Je kunt 3D/bh3 voor het integraalteken zetten. Je houdt als integrand dus over 6h2-y3. De primitieve is dan 6h2y - 1/3y3 en wanneer je hierin de bovengrens h invult voor y, dan krijg je 61/3h3. Vermenigvuldig dit met hetgeen voor de integraal staat, en je bent er.
b) De primitieve is P(1/2x2 - 1/3Lx) - 1/10Px2 waarin je x vervangt door L, daarna door 0 en die twee resultaten aftrekt.
c) Eerst domweg de haakjes uitwerken en dan term voor term de primitieve opschrijven. Als je dat haakjes uitwerken niet zou doen, wordt het een heel stuk ingewikkelder.