Ik heb in de klas als huistaak van het vak wiskunde een vraagstuk/puzzel meegekregen om te maken. Nu ik heb al verschillende dingen geprobeerd om het op te lossen maar het is me niet gelukt.
De vraag luidt als volgt:
Een onderzoeksrechter ondervraagd 4 verdachten van een diefstal. Bert zegt 'Chris heeft het gedaan'. Dirk zegt 'Ik ben onschuldig'. Cris zegt 'Als Bert zegt dat ik het gedaan heb dan liegt hij'. Andries zegt 'Het is Bert'.
Als je weet dat precies één van de 4 de diefstal heeft gepleegd en dat ook precies één van de 4 gelogen heeft, wie is dan de dief ?
A: Andries B: Bert C: Cris D: Dirk E: Niet af te leiden uit de gegevens
Ik hoop dat u het vind en zou u zowel het antwoord als een klein beetje uitleg willen geven hoe je het antwoord achterhaalde ? Want ik zou het wel graag weten.
Alvast bedankt
Dieter De Brouzer
Dieter
3de graad ASO - woensdag 7 oktober 2015
Antwoord
Beste Dieter,
Als dat een huistaak is, is het wel de bedoeling dat je het (vooral) zelf doet .
Het is soms mogelijk om snel tot de oplossing te komen door de gegevens goed te combineren, maar als je dat niet onmiddellijk vindt kan je een meer systematische aanpak proberen.
Maak een tabel van 4 rijen en 4 kolommen en zet bijvoorbeeld elke uitspraak van de vier verdachten voor de rijen. Boven elke kolom zet je een 'kandidaat-dader'. Vul de tabel dan als volgt: als de eerste kolom hoort bij 'Andries is de dader', vul in die kolom voor elke rij dan aan of de uitspraken waar of vals zijn. Doe dit voor elke kolom. Nadat de tabel gevuld is, kan je nagaan of er een dader (= kolom) is waarvoor er precies één leugenaar is.