Je laat een steen van een toren vallen. De hoogte h van de steen (in m) na t seconden wordt beschreven door het functievoorschrift $h(t)=-4,9t^2+95$.
Hoe hoog is de toren?
Bepaal de snelheid na 2 seconden.
Met welke snelheid komt de steen op de grond terecht?
Sara
3de graad ASO - zaterdag 3 oktober 2015
Antwoord
Hallo Sara,
1. De steen begint met vallen op tijdstip t=0, dan is de steen aan de bovenkant van de toren. Vul dus in de formule in: t=0, dan weet je meer ...
2. Om de snelheid te bepalen, neem je de afgeleide van de functie h(t). Vul daarin het gewenste tijdstip in, dan weet je de snelheid op dat moment.
3. Bereken het tijdstip waarop de steen op de grond komt met h(t)=0. Wanneer je weet op welk tijdstip de steen op de grond komt, bereken je de snelheid op dezelfde manier als bij vraag 2.
Lukt het hiermee? Zo niet: vraag gerust verder, maar laat dan wat meer zien wat je zelf hebt geprobeerd, zie de spelregels.