Ik ga volgend jaar burgerlijk studeren en doe mee aan de ijkingstest. Maar bij oefening 3.14 (https://eng.kuleuven.be/ijkingstoets/Boekje%20ijkingstoets%202014.pdf) kon ik het antwoord niet vinden.
Dit is mijn werkwijze:
Ik weet dat de stand van de raaklijn x (hoek) is met de verticale. Dus daarom ben ik zijn vector gaan bereken door te stellen dat het 1 naar boven gaat met de y-as. Daarna heb ik een driehoek getekend bestaande uit x waarbij de aanliggende zijde lengte 1 heeft. Hieruit haalde ik dat de overstaande/lengte van de y-as (of x-as, beide geprobeerd komend tot zelfde resultaat) = tan x $\to$ vector = (tan x,1). De lengte van deze vector = 1/cosx en als laatst heb ik deze vector gedeeld door zijn lengte $\to$ (sin x, cos x).
Maar het antwoord moest D zijn, dus wat heb ik fout gedaan?
Alvast bedankt om dit te lezen.
David
3de graad ASO - zondag 28 juni 2015
Antwoord
(Je geeft de link naar de ijkingstoets 2014, terwijl het over de toets van 2013 gaat, maar ik heb ze toch gevonden.)
Denk erom dat $\alpha$ in stand 1 negatief is. De rico is positief en gelijk aan 1/tan(-$\alpha$) De vector is dan (tan(-$\alpha$),1) = (-tan$\alpha$,1) = (-sin$\alpha$,cos$\alpha$) wat overeen komt met oplossing E.