De lengte van de zijden van het grondvlak en bovenvlak noem ik a. Kies punt Q op het midden van AB, en R op het midden van CD. Teken dan het vlak door EGRS. Dit ziet er zo uit:
De gevraagde afstand is de lengte van de groene lijn GQ.
QR = a (dit is een zijde van het grondvlak). EG = aÖ2 (dit is een diagonaal van het grondvlak)
Het verschil tussen deze lengtes wordt verdeeld over PQ en RS. Zo kunnen we berekenen:
RS = 1/2a(Ö2 - 1)
De zijvlakken van het antiprisma zijn gelijkzijdige driehoeken met zijde a. Het lijnstuk RG is de hoogte van zo'n driehoek. Je vindt:
RG = 1/2aÖ3
In de figuur zie je:
Dan is:
In driehoek QRG ken je nu de zijden QR en RG en de cosinus van de ingesloten hoek. Met de cosinusregel kan je de gevraagde zijde GQ berekenen.