ABEF en BCDE zijn vierkanten. De punten P en Q liggen op zijden van de vierkanten. De lijnen PE en QC snijden elkaar in R, zó dat $\angle$PRC recht is.
Bewijs dat de lijnstukken PE en QC even lang zijn.
Nu ben ik zo ver gekomen om de twee driehoeken: PEF en QCD te zien. Hier heb ik het volgende uit kunnen halen: $\angle$F = $\angle$D = 90 graden (vierkant) en DC=FE (zijde vierkant). Het probleem is nu alleen dat ik het derde kenmerk niet kan vinden...
Narges
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 11 maart 2015
Antwoord
Hallo Narges,
Hoek F = hoek R = 90° (gegeven) Hoek PEF = hoek EQR (overstaande hoeken)
Dus: driehoeken PEF en QER zijn gelijkvormig.
Dan: Hoek R = hoek D = 90° (gegeven) hoek EQR = hoek CQD (overstaande hoeken)
Dus: driehoeken QER en QCD zijn gelijkvormig.
Daarmee zijn de driehoeken PEF en QCD ook gelijkvormig, dus: hoek EPF = hoek CQD en hoek PEF = hoek QCD
Je had al gevonden dat de driehoeken PEF en QCD een gelijke zijde hebben, dus de deze driehoeken zijn congruent: DC = FE CQ = EP QD = PF