Kim
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 17 februari 2015
Antwoord
Je geeft als informatie dat één hoek 140 graden is en dat het een regelmatige negenhoek betreft; in een regelmatige negenhoek zijn alle hoeken even groot en dus is elke hoek gelijk aan $140^\circ$. De tweede helft van mijn zin laat zien waarom alle hoeken even groot zijn: na een rotatie van $40^\circ$ (om het middelpunt) heb je de regelmatige negenhoek weer terug.