Je vindt één nulpunt, x=2,154. Dat betekent dat voor x$<$2,154 alle uitkomsten van het linker lid:
groter zijn dan -12 (dan zijn alle x$<$2,154 juiste oplossingen), of:
kleiner zijn dan -12 (dan zijn alle x$<$2,154 geen oplossingen)
Dit is snel uitgeprobeerd: Kies een willekeurige x$<$2,154, vul deze in en bekijk of je ongelijkheid waar is. Ik kies: x=1. Dan vind ik:
-2.13 + 8 $\ge$ -12 6 $\ge$ -12
Dit klopt, dus alle x$<$2,154 zijn juiste oplossingen.
hetzelfde doe ik voor een willekeurige waarde x$>$2,154. Ik kies x=3, dan vind ik:
-2.33 + 8 $\ge$ -12 -46 $\ge$ -12
Dit is onjuist, dus alle x$>$2,154 zijn geen oplossing.
Tot slot: x=2,154. Dan zijn het linker en rechter lid aan elkaar gelijk (daar zijn we mee begonnen), en dat mag ook: er staat immers $\ge$ (groter of gelijk) en niet $>$ (groter dan). De oplossing wordt dus:
x$\le$2,154
Vraag 2: Bedenk dat: Als A.B=0 dan geldt: A=0 of B=0.