Bij een opdracht loop ik vast, want het is de bedoeling dat de x vrijgemaakt wordt , maar er staan 2 x'en in. Het antwoord is gegeven alleen moet ik laten zien hoe ik aan het antwoord gekomen ben. Dit is de vergelijking:
(2x)2/((0,030-x)·(0,030-x))=56
Nu had ik zelf al bedacht om de twee (0,030-x) samen te nemen tot (0,030-x)2 en daarna de wortel van alles te nemen en dan kom je op:
2x/0,03-x=2√14
Maar verder kwam ik dus niet. Het correcte antwoord is x=0,024
Alvast bedankt!
Atena
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 3 juli 2014
Antwoord
Een goede eerste stap is om de breuk om te schrijven naar een vergelijking zonder breuk. De rest volgt dan (bijna) vanzelf...