Hallo Schrijf f(x) 10·2x in de vorm: 20·2ax+b en geef de exacte waarden van a en b
wat ik gedaan heb is: 20·2ax+b = 10·2x (delen door 10) 2·2ax+b = 1·2x (herschrijven tot een macht van 2) 21·2ax+b = 20·2x (verder rekenen met de machten) 1+ax+b = x maar dan, er zijn 3 variabelen, waar begin ik mee. b = x-ax-1 verder kom ik niet. Kan iemand mij laten zien hoe wel?
vr.gr. edward
edward
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 5 juni 2014
Antwoord
Beste Edward, Als ik je vraag goed begrijp, dan kun je toch gewoon het volgende doen: