Ik weet dat met spiegelen in de oorsprong geldt: f(x) wordt -f(-x). Maar ik loop vast met de volgende formule. f(x)=x2-4x
Volgens mij wordt het dan -[(-x)2-4(-x)] wat (volgens mij) leidt tot: -[(-x)2+4x] = x2-4x. Dit antwoord is echter fout, het moet namelijk zijn -x2-4x.
Waarom (-)·(-x)2 $\to$ -x2 ?
Alvast bedankt.
Michel
Student universiteit - vrijdag 9 augustus 2013
Antwoord
Als je spiegelt in de oorsprong dan 'x' gespiegeld en 'y' gespiegeld. y=x2-4x wordt dan -y=(-x)2-4·-x Uitwerken geeft: -y=x2+4x y=-x2-4x Meer moet het niet zijn...
Volgens mij heb je ergens die 'min' verdonkeremaand. -(-x)2 is gelijk aan -x². Eerst machtsverheffen, daarna vermenigvuldigen...