Dus voor de eerste 2 cijfers zijn er 10 x 10 = 100 mogelijkheden en een letter is x 26 dus 10 x 10 x 26 = 2600.
Maar dit antwoord klopt niet
Ik hoor graag
Joop
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 15 maart 2013
Antwoord
Je zult rekening moeten houden met de volgorde der letters. Natuurlijk is in het drietal FTH voldaan aan het aanwezig zijn van de F en de T, maar bij een nummerbord maakt het natuurlijk wel uit of er FTH of TFH staat. In principe kun je dus hebben ( FT* of TF*) en ( F*T of T*F) en (*TF of *FT). Op de plaats van het sterretje kun je een willekeurige letter plaatsen, tenzij de getuige gezegd heeft dat hij maar één T en één F heeft gezien. En misschien moet je nog rekening houden met het feit dat bij nummerborden niet elke letter gebruikt wordt.