Ja, die vraag over oppervlakte. Ik snap wel dat het zo is en er altijd 144 uitkomt, maar hoe je dat moet aantonen snap ik niet.
Alp
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 13 mei 2012
Antwoord
Als je het werken met variabelen lastig vind neem dan eerst een concreet voorbeeld. Neem bijvoorbeeld A(4,0). Dan is B(4,18) en C(0,18). De richtingsco雈fici雗t van de raaklijn in punt B is dan gelijk aan f'(4)=$-$4$\frac{1}{2}$.
De vergelijking van de raaklijn: y=$-$4$\frac{1}{2}$(x-4)+18. Dit geeft: D(8,0) en E(0,36). De oppervlakte van ODE is $\frac{1}{2}$6=144
Als je zoiets met een concreet voorbeeld kunt dan kan je dat ook voor het algemene geval. Neem bijvoorbeeld A(p,0) en maak dezelfde berekening maar dan met de variabele. Meestal kom je daar dan wel uit. Probeer dat maar 's.
Je kunt (daarna) nog 's kijken of je dat op een assenstelsel kan herkennen!