Oké, ik ben al voor een stuk mee. Ik heb de z overal vervangen door a.i en bij het reële deel kom ik idd a=3 of a=-1 uit. Maar voor het imaginair deel weet ik niet goed hoe ik aan die 3 moet komen... Dat wordt dan a3i3-3a2i+7ai+33i=0 als ik me niet vergis, maar die a vind ik dus niet... Nu, als ik dan iets van de tweede graad krijg, ken ik idd de methode om de wortels te vinden :)
ivan d
3de graad ASO - woensdag 2 mei 2012
Antwoord
Ivan, Je weet dat alleen a=3 en a=-1 in aanmerking komen. a=3 geeft voor het Im-deel:-27i-27i+21i+33i=0, terwijl voor a=-1 het Im-deel ongelijk nul is. Dus alleen z=3i is een wortel van de vergelijking.