Ik heb 2 wortelfuncties en het lukt me niet daar de primitieven van te bepalen: f(x)=Ö(8x) g(x)=Ö(1+0.25x)
Eerst heb ik van de functies een macht gemaakt, dus tot de macht een 0.5 Als je dan primitiveert krijg je: F(x)=(3/2)·(8x)^1.5 + c G(x)=(3/2)·(1+0.25x)^1.5 + c
Maar wat doe je met het gedeelte binnen de haakjes??
Ella
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 17 april 2012
Antwoord
Hallo Ella,
Je bent goed op weg. Jouw manier van primitiveren zou goed zijn wanneer voor de x geen factor 8 en factor 0.25 zou staan. Deze factoren 'verprutsen' de primitieve, omdat je hierdoor bij terug-differentiëren te maken krijgt met de kettingregel.
Een handige strategie is deze:
f(x) = (8x)0,5
Voor primitiveren: macht 1 ophogen, onbekende factor a voor de primitieve:
F(x) = a×(8x)1,5
Nu primitieve terugdifferentiëren, denk aan de kettingregel: