Een sneeuwbal word van een helling gerold. De sneeuwbal wordt bij elke omwenteling dikker. De sneeuwbal heeft bij het moment van loslaten een diameter 10 cm en bij elke omwenteling neemt de dikte met 1 cm toe (neem aan dat de sneeuwbal zuiver rond is en bij elke omwenteling zuiver rond blijft). Het volume van een bol is V=4/3$\pi$r3. De hoeveelheid sneeuw is een functie van het aantal omwentelingen S(a) Stel een formule van S(a) op. Ik heb echt geen idee hoe je deze op moet stellen.
bouddo
Leerling mbo - donderdag 5 april 2012
Antwoord
r loopt van 10 tot... in stapjes van 1, dus:
S(a)=$\frac{4}{3}\pi$(10+a)3
Controleren? Bij S(0) is r=10. Klopt! Bij S(1) is r=11. Klopt! Enz.. Klopt!