Ik kom bij het volgende vraagstuk nogal in de war vanwege de vele uitkomsten van a en b en ik weet welke voldoen en welke wel:
Gegeven is de functie f(x)=|ax+b| f gaat door (0,3); (1,1) en (6,5)
Door (0,3)--- |b|=3--- b=3 of b=-3 Door (1,1)---|a+b|=1-- a+b=1 of a+b=-1 Door (6,5)---|6a+b|=5--- 6a+b=5 of 6a+b=-5
Als b=3 -- |a+3|=1 en |6a+3|=5 a+3=1 of a+3=-1 6a+3=5 of 6a+3=-5 a=-2 of a=-4 6a=2 of 6a=-8 a=1/3 of a=-1 1/3
Voor b=-3 moet ik deze berekening ook uitvoeren maar hoe zie ik nu welke a of b's goed zijn?
bouddo
Leerling mbo - donderdag 29 maart 2012
Antwoord
Je hebt niet zo heel veel keuze, al lijkt het er wel op! Je hebt 3 vergelijkingen namelijk |b| = 3 en |a+b| = 1 en |6a+b| = 5 en die moeten alle drie tegelijkertijd kloppen. Als je nu bijv. b = 3 kiest, dan passen daar twee verschillende waarden van a bij. Die heb je zelf ook al gevonden. Nu moet je gewoon controleren of voor jouw b en zo'n bijpassende a de derde vergelijking óók in orde is. Zo ja, dan heb je een correct duo (a,b) gevonden, zo niet dan probeer je b = 3 met de andere mogelijkheid van a. Volgens mij klopt geen enkele combinatie. Heb je de gegeven punten correct overgenomen?