Hallo, ik ben met oefeningen van hogervermelde soort bezig. Dit leek goed te gaan maar nu worden ze iets moeilijker - ik zie het 'trucje' niet meer en heb dringend hulp nodig om dit te leren snappen. Zoiets als a2(b+1)-a(b+1) = a(a-1)(b+1) lukt me prima - ik zie de gemeenschappelijke term en de manier van oplossen. Nu heb ik deze oefening: (a+1)(b+1)+3(b+1) = (a+4)(b+1) of: (2a-1)(b+1)+(2a-1)(b-1) = 2b(2a-1)
Ik heb hier al een uur op zitten turen en snap niet welke methodiek hier achter zit. Enige hulp zou meer dan welkom zijn
thomas
Iets anders - vrijdag 9 maart 2012
Antwoord
Bij (a+1)(b+1)+3(b+1) staat (a+1)·iets +3·iets. Je kunt dus 'iets' buiten haakjes halen.
(a+1+3)·iets (a+1+3)·(b+1) (a+4)(b+1)
Idem bij (2a-1)(b+1)+(2a-1)(b-1). Je kunt (2a-1) buiten haakjes halen. Dan krijg je zoiets als: