Ik heb uren zitten zoeken naar antwoorden op volgende vragen, maar ik word er steeds gekker van. Zou iemand mij aub kunnen helpen! alvast bedankt
1) Ben gaat niet graag naar school. Gelukkig zijn 30% van de dagen van het jaar vakantiedagen. Bovendien weet je dat Ben veel ziek is. De kans dat hij zich op een willekeurige dag ziek voelt, is gelijk aan 0.25. De kans dat hij ook effectief thuis mag blijven van zijn moeder is gelijk aan 0.80. Bepaal de kans dat Ben op een willekeurige dag naar school gaat.
2)Bij een pronostiek moet men van 5 voetbalwedstrijden voorspellen of ze zullen eindigen op een thuisoverwinning(1), een uitoverwinning(2) of een gelijspel(x). Aangenomen dat een 1 dubbel zo waarschijnlijk is als 2 en ook dubbel zo waarschijnlijk als een x, bereken dan de kans dat: a) de 5 wedstrijden eindigen op een 1 b) geen enkele van de 5 wedstrijden eindigen op een 1
3)M&M's bestaan in 6 verschillende kleuren. De kleuren zijn echter niet evenredig verdeeld over de snoepjes. Sommige kleuren komen vaker voor dan anderen. (geel: 15%, rood: 20%, groen: 15%, bruin: 25%, oranje 10%, blauw: 15%)
a) Stel dat je uit 2 verschillende M&M-zakjes elk 1 snoepje zou nemen. Bepaal dan de kans dat de snoepjes dezelfde kleur hebben.
Katya
3de graad ASO - zaterdag 3 maart 2012
Antwoord
Lees je de spelregels een keer? Normaal reageren we niet op vragen die alleen bestaan uit opgaven. Ik zal proberen je op weg te helpen. Oplossen moet je dan maar zelf doen.
1. De kans dat Ben niet naar school gaat is 0,25·0,80=0,20. De kans dat ie wel naar school gaat is....
2. a) dat is 5 keer een kans van 50%? 0,55 dan? b) de kans op niet 1 is 50% dus 5 keer een kans van 50%? 0,55 dan?
3. a) Wat dacht je van 0,152+0,202+0,152+0,252+...?