julieh
Leerling bovenbouw havo-vwo - maandag 6 februari 2012
Antwoord
Als S = 2 + 4 + 8 + 16 + 32 + 64 + 128 + 256. dan is 2S = 4 + 8 + 16 + 32 + 64 + 128 + 256 + 512.
Kijk nu eens naar het verschil 2S - S (wat dus S is en dát wil je weten!). Bijna alles valt dan tegen elkaar weg. Je houdt over 2S - S = 512 - 2. Dus: S = 510
De getallen van je rij verdubbelen steeds en daarom keek Gauss naar S en 2S. Als je getallen bijv. steeds 3 keer zo groot waren geworden, dan moet je kijken naar 3S en S. Dit alles leidde ten slotte tot de formule voor de som van een aantal termen voor de meetkundige rij en die gebruik je natuurlijk sneller dan steeds de truc van Gauss te herhalen.