Binnenkort heb ik een tentamen en nu kom ik in een oefening het volgende tegen:
Gegeven: sin(x) = -(2/3) en x in het derde kwadrant.
Bereken d.m.v. gonioformules of een tekening de exacte waarde van cos(x).
Dit kan natuurlijk met sin2(x)+cos2(x)=1. De berekening wordt dan: sin2(x) = (4/25) -- cos2(x) = (21/25)
en het antwoord is dan Ö(21/25) en die negatief vanwege het derde kwadrant. Daar komt een getal uit, maar volgens de antwoorden moet dat getal eruit zien als '-(1/5)Ö21'
Hoe komen ze op die '-(1/5)Ö21'? Is daar een manier voor of moet je dat gewoon kunnen 'zien'?
Elize
Student hbo - vrijdag 3 februari 2012
Antwoord
Beste Elize,
Bedoel je niet sin(x) = -2/5 in plaats van -2/3? Dat lijkt me logischer als ik naar de rest van de uitwerking kijk.
Dan volgt inderdaad cos2(x) = 1-sin2(x) = 21/25 zodat cos(x) = -Ö(21/25), minteken omdat de cosinus in het derde kwadrant negatief is. Vereenvoudigen kan dan zo: