Zij c 1. We definiëren een equivalentie-relatie op ...n - {0} door
(x~y) desda (er is een s in met (c...s)x=y)
Dan is de quotiëntruimte homeomorf met S...1 x S...(n-1)
Ik ben begonnen met kijken naar het geval n=1. Maar kwam er achter dat ik al niet zo goed begrijp hoe de quotiëntruimte
...2 / ~ eruit ziet...
Het is iig een verzameling van equivalentieklassen. Ik heb gevonden dat voor elke x in (1, oneindig) er een representant van zijn equivalentieklasse in (1, c] ligt. Want c1 en voor elke a in (1, c] is een equivalentieklasse [a]. Stel b zit in (c, c...2) ofwel b=rc met 1 r c. Dan geldt: b~r en dus zit b in de equivalentieklasse [s] en s zit in (1, c]. Op dezelfde manier geldt dit elementen uit de intervallen (c...i , c...(i+1)]. Dus alle punten uit (1, oneindig) zitten in equivalentieklassen van de punten uit (1, c]. Klopt dit een beetje?
Het probleem is echter: In welke klassen zitten alle andere punten uit ? Hoe kunnen punten uit (-oneindig, 1] equivalent zijn met andere punten als c1 moet zijn?
En hoe is dit homeomorf met S?
Ik hoop dat u wat duidelijkheid kunt verschaffen.
Hartelijke groeten,
J
Student hbo - vrijdag 20 januari 2012
Antwoord
Je eerste analyse kan wat verbeterd worden: zelfs elke x$>$0 is equivalent met een punt uit (1,c] want de intervallen (ci-1, ci] overdekken netjes (0,oneindig). Voor x$<$0 kun je inzien dat deze equivalent is met een punt in [-c,-1). Beide intervallen bepalen een kopie van de cirkel, dus het quotient is homeomorf met het product van S1 en {-1,1} en die laatste verzameling is, per definitie, S0.
In het algemene geval: elk punt x in Rn ongelijk aan 0 is te schrijven als ctz met z in Sn-1; definieer f van Rn naar het product van S1 en Sn-1 door f(x)=(e2$\pi$ti,z) en bewijs dat x en y equivalent zijn dan en slechts dan als f(x)=f(y).