Bij veel formules in de natuurkunde komen de getallen e en pi voor. Er zijn voorbeelden genoeg als je in een willekeurig natuurkunde boekje kijkt. Bij het "nameten" of experimenteren kom je eigenlijk nooit op die pi of e uit. Mijn vraag is nu: als ik een bepaalde waarde waarneem / meet, hoe weet ik dan dat mijn uitkomst niet een of andere uitdrukking in pi of e is? En zelfs als ik 3,1415 vind als uitkomst, hoe kan ik dan nagaan dat dit eigenlijk de door mijn meetinstrument afgeronde vorm voor pi is?
Alvast bedankt.
Hans M
Student hbo - zondag 12 januari 2003
Antwoord
In een (fysische) meting zit NOOIT een e of een pi of zoiets. Een meetwaarde is altijd een uitkomst die op zichzelf staat. Jij meet iets en wat "jouw oog" ziet, dat is de meetwaarde.
Aan de andere kant kan er een bepaald theoretisch verband zijn tussen twee variabelen. en in dit theoretisch verband kan een e of een pi voorkomen. En een verband heb je altijd tussen twee of meer verschillende grootheden. Aan de andere kant kunnen variabelen in praktijk gemeten worden en deze metingen kunnen waarden opleveren die weliswaar dichtbij de theorie uitkomen (dwz dichtbij het theoretisch verband) maar nooit exact.