Ik had al uitgerekend dat p+q=5500/3 en dat p-q=140/(a-b); dit bij elkaar opgeteld geeft p={(5500a-5500b+420)/3(a-b)}en q=(5500/3)-p={(5500a-55b-420)/6(a-b)}.p en q nu gesub-stitueerd in ap+bq=2960/3 en dat ziet er dan als volgt uit: a{(5500a-5500b+420)/6(a-b)}+b{(5500a-5500b-420)/6(a-b)}=2960/3 Tenslotte vind ik dan a2-b2-(a-b)=0 Dit uitgewerkt levert a=b en dat kan niet, want dan krijgen we voor p en q een 0 in de noemer en dat is onbestaanbaar! en dan heb ik a+b=11 er nog niet eens bijgehaald. Ik ben mij van geen rekenfout bewust. Wie redt mij uit deze situatie? Bij voorbaat hartelijk dank!
Johan
Student hbo - woensdag 24 augustus 2011
Antwoord
Ik dacht dat de aanwijzingen in het vorige antwoord toch wel redelijk helder waren, maar kennelijk denken sommige mensen daar anders over... maar ik geef 't niet op:
Er zijn zelfs twee mogelijke antwoorden. De overeenkomstige waarden van a, p en q laten zich dan eenvoudig bepalen. Handig zo'n stelsel!
PS Je conclusie dat a=b als aČ-bČ-(a-b)=0 klopt niet. Maar ook die laatste uitdrukking klopt niet. Dus er klopt van alles niet. Bovendien heb je er verder weinig aan, denk ik.