Ik heb een willekeurige driekhoek A,B,C,. Lengte AB is 5,6, Lengte BC is 7 en lengte AC is 5. Hoek Y (c) is 52 graden. Hoe bereken ik het aantal graden van hoek A en hoek B?.
L. Bou
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 9 juli 2011
Antwoord
Typisch een klusje voor de cosinusregel of de sinusregel. Bijv. BC2 = AB2 + AC2 - 2 x AB x AC x cos(a) levert je hoek A op waarmee hoek B er ook meteen is.