Nu komt wat ik niet begrijp: Men vervangt de term lx+1l door een geschikte constante en behoudt de term lx-1l, omdat men die wil oplossen. Je kunt dan aannemen delta1. Waarom mag je dit zomaar aannemen?
En het volgende begrijp ik ook niet: als lx-1ldellta1, dan -1x-11. Bepaal x door bij alles 1 op te tellen: 0x2. Dan: 1lx+1|3. Hoe kom je aan 1lx+1|3?
Deze stappen kan ik niet volgen.
Alvast bedankt,
Lisi
Lisi
Iets anders - maandag 17 januari 2011
Antwoord
De keuze van d1 is betrekkelijk arbitrair. De gedachte er achter is: we willen x steeds dichter naar 1 laten gaan. Het is dus toelaatbaar om te veronderstellen dat de afstand van x tot 1 kleiner dan 1 is, ofwel | x-1|1. Maar er had net zo goed voor |x - 1| 2 of | x - 1| 0.5 gekozen kunnen worden. Misschien is het zinvol om de tekst waaruit je dit haalt uitvoeriger op te sturen zodat de redenering van de schrijver(s) beter te volgen is.
Wat je tweede vraag betreft: je hebt staan dat 0x2 en als je nu overal 1 bijtelt, wordt dat 1x+13. Hier staan dus 3 positieve getallen op een rij, mooi in volgorde van klein naar groot. Absoluutstrepen rond positieve getallen doen niet erg veel, toch? Vergelijk maar eens 1 2,6 3 met |1| |2,6| |3| Die grap gaat niet goed met negatieve getallen! Uit -5 -2 1 volgt niet |-5| |-2| |1|